Een leerplichtig kind uit het lager onderwijs (niet in het kleuteronderwijs), heeft recht op tijdelijk onderwijs aan huis indien volgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld:

  • meer dan 21 kalenderdagen afwezig wegens ziekte of ongeval (vakantieperiodes meegerekend);
  • voor chronisch zieke kinderen vervalt de wachttijd van 21 kalenderdagen; deze kinderen hebben recht op 4 uur tijdelijk onderwijs aan huis na 9 halve schooldagen afwezigheid (moeten niet in een ononderbroken periode doorlopen); telkens het kind daarop opnieuw 9 halve schooldagen afwezigheid heeft opgebouwd, heeft het opnieuw recht op 4 uur tijdelijk onderwijs aan huis;
  • de ouders hebben een schriftelijke aanvraag, vergezeld van een medisch attest, ingediend bij de directeur van de thuisschool; uit het attest blijkt dat het kind de school niet kan bezoeken en dat het toch onderwijs mag volgen;
  • voor chronisch zieke leerlingen moet bij de eerste aanvraag tijdens het betrokken schooljaar een medisch attest worden gevoegd, uitgereikt door een geneesheer-specialist, dat het ziektebeeld bevestigt en waaruit blijkt dat het kind onderwijs mag krijgen; bij een nieuwe afwezigheid ten gevolge van deze chronische ziekte tijdens hetzelfde schooljaar is geen nieuw medisch attest meer vereist; er dient wel een nieuwe aanvraag voor tijdelijk onderwijs aan huis ingediend te worden;
  • de afstand tussen de vestigingsplaats van de school en de verblijfplaats van het kind mag ten hoogste 10 km zijn.